Zoeken in deze blog

zondag 19 juni 2011

De Zwarte Transitie
Jan Rotmans
DRIFT, EUR

Eind 2010 begon een groep van 15 hoogleraren een protestactie tegen de 5 geplande nieuwe kolencentrales in Nederland. Deze groep omvat inmiddels bijna 70 hoogleraren op het gebied van energie, milieu en duurzaamheid. Vrijwel alle Nederlandse experts op die gebieden zijn aangesloten bij deze actie. De groep richtte zich in een open brief tot de energiebedrijven met het verzoek om te stoppen met het bouwen van kolencentrales in Nederland. In de open brief werden de belangrijkste bezwaren tegen kolencentrales nog eens op een rijtje gezet: (i) ze zijn overbodig: onze voorzienings- en leveringszekerheid is gegarandeerd zónder kolencentrales. De geplande kolencentrales zijn grotendeels bedoeld voor de export van elektriciteit; (ii) ze zijn enorm vervuilend: ze produceren enorme hoeveelheden fijnstof, roet, stikstofoxide en zware metalen; (iii) ze dragen sterk bij aan klimaatverandering: een grote kolencentrale produceert 6-8 miljoen ton CO2 per jaar, net zoveel als 1.5-2 miljoen auto’s per jaar;  (iv) ze zijn schadelijk voor de volksgezondheid: mensen worden er ziek van (astma en andere luchtwegaandoeningen) en gaan er aan dood; (v) kolencentrales verdringen duurzame energie: ze gaan 40 jaar mee en zijn niet flexibel, waardoor ze duurzame energie uit de markt verdringen en de noodzakelijke transitie naar duurzame energie ernstig vertragen.
Maar wellicht het belangrijkste argument tegen kolencentrales is dat ze niet meer van deze tijd zijn. Ze horen bij het industriële tijdperk waarin wij fossiele energie gebruikten om in onze energiebehoeften te voorzien. We zijn nu het tijdperk binnen gestapt van schone energie, waarbij we duurzaam met de aarde en haar hulpbronnen omgaan. Dit verklaart ook het wereldwijd toenemende verzet tegen kolencentrales. In de Verenigde Staten is meer dan de helft van de geplande 231 kolencentrales afgeblazen en krijgt slechts 10% een bouwvergunning. In Europa staat meer dan de helft van de 60 geplande kolencentrales ter discussie. Er kleeft bovendien een groot risico aan de import van steenkool, die steeds lastiger en risicovoller wordt. De grote steenkoolproducenten als China, India en de Verenigde Staten gebruiken vrijwel alle steenkool voor eigen gebruik en gaan in de toekomst steenkool importeren, die dan uit Zuid-Afrika, Rusland en Australië moet komen. De leveringszekerheid komt dan in gevaar.

dinsdag 14 juni 2011

Waarom én-én-én-én niet meer opgaat

                                                               Jan Rotmans
                               Hoogleraar Duurzaamheid & Transities
                                     Erasmus Universiteit Rotterdam
                                          voorzitter van Urgenda


De eerste 10 jaar van mijn carrière heb ik mij bezig gehouden met het klimaatvraagstuk, met name met integrale klimaatmodellen. Eén van de eerste integrale klimaatmodellen ter wereld heb ik zelf ontwikkeld, IMAGE: Integrated Model to Assess the Greenhouse Effect. Het model is gebruikt in de klimaatonderhandelingen op weg naar het Kyoto-Protocol en ook nu nog, 25 jaar nadat ik er mee begon, wordt het model in een geëvolueerde vorm nog steeds gebruikt door het RIVM in Bilthoven. Een integraal klimaatmodel omvat de oorzakelijke factoren van het klimaatprobleem, activiteiten die leiden tot uitstoot van broeikasgassen, het fysisch-chemisch-biologisch mechanisme van de opwarming van de aarde en de mogelijke economische en ecologische gevolgen ervan. Deze geïntegreerde modellen zijn complex maar niet zo gecompliceerd, omdat ze relatief data-arm zijn en daardoor snel. Ze lenen zich bij uitstek voor scenario-berekeningen en de eerste IPCC-scenario’s zijn eind jaren 80 met deze modellen doorgerekend.

De meest uiteenlopende scenario’s zijn met IMAGE doorgerekend en alle uitkomsten wezen in dezelfde richting. Om echt iets aan het klimaatprobleem te doen zijn CO2-emissiereducties nodig van 50-80%. Ook toen hadden we al een absolute temperatuurstijging van 2 graden Celsius als bovengrens, waaruit de reductie percentages voor CO2 en andere broeikasgassen werden afgeleid. Reeds in 1989 publiceerden we dit in een IPCC-rapport over de scenario uitkomsten met onze klimaatmodellen. We gaven destijds aan dat alles op alles gezet moest worden om een dergelijke omvangrijke CO2-reductie te realiseren. En energiebesparing én duurzame energie én kernenergie en CO2-opslag (nu CCS). Ruim 10 jaar later, in 2000, herhaalden Rene Kemp en ik dit pleidooi in de vorm van een transitiebeleid, als aanvulling en aanscherping van het toenmalige beleid.

Duurzaamheid explodeert wereldwijd, behalve in Nederland

Jan Rotmans
Hoogleraar Duurzaamheid & Transities
Erasmus Universiteit Rotterdam
voorzitter van Urgenda

Duurzame innovatie is de snelst groeiende sector ter wereld. Er ontstaat een nieuwe economie rondom duurzaamheid, in het bijzonder rond schone technologie (‘çlean tech’). Deze sector maakt een stormachtige ontwikkeling door en groeit met zo’n 30% per jaar. Landen als China en de VS, maar ook Duitsland, Italië en Denemarken  investeren tientallen miljarden dollars per jaar in schone technologie. Nederland blijft hierbij sterk achter met een onderinvestering van ca. 1 miljard euro. Schone energie bepaalt mede de nieuwe economische orde die aan het ontstaan is, treffend verwoord door Obama: “het land dat de schone energie-economie domineert, zal het land zijn dat de wereldeconomie domineert en Amerika moet dat land zijn”. Schone energie is ook een banenmotor en levert de komende 10 jaar ca. 100 miljoen groene banen op. Er ontstaan nieuwe economische sectoren, zoals elektrisch vervoer, duurzaam bouwen, klimaatadaptief ontwikkelen en bio-chemie. Dat zijn nu nog niche-sectoren, maar zij kunnen uitgroeien tot de pijlers van een nieuwe, schone economie. Ook ontstaat een nieuwe maakindustrie, we gaan dingen op een andere manier maken, schoon, milieuvriendelijk en gericht op de natuur.


Naast deze duurzame globalisering is er ook sprake van glocalisering, de hang naar lokale worteling. Steeds meer mensen willen zelf dingen ter hand nemen en niet afhankelijk zijn van globale krachten en bedrijven. Dit speelt op het gebied van voeding, energie en zorg. In Nederland manifesteert zich dat via een explosie van lokale en regionale energiebedrijven (veelal coöperaties). Inmiddels zijn er al meer dan 300 initiatieven voor decentrale duurzame energieopwekking.
Ook in het bedrijfsleven is duurzaamheid gemeengoed aan het worden. Zoals Paul Polman, CEO van Unilever onlangs zei: “wie niet aan duurzaamheid werkt, heeft als bedrijf over 15 jaar geen bestaansrecht meer”. Naast veel kleine bedrijven, vooral ZZP-ers en start-ups, verduurzamen ook steeds meer grote bedrijven. Dit uit zich niet alleen in hun visie, missie en strategie, maar vooral in hun bedrijfsvoering en businessmodel. De oprichting dit jaar van de Groene Zaak, een soort groen VNO/NCW, met 80 grote en middelgrote ondernemingen die koploper zijn in duurzaam ondernemen, onderstreept dit nog eens.